Een IJslandse klokkenmaker is in het koninklijk paleis te Kopenhagen bezig met de restauratie van een oude, beroemde klok. Op een avond komt de koning, Christiaan VII, zelf bij hem binnenvallen. In naam is Christiaan nog steeds de regerende vorst, maar geestelijk is hij zeer labiel, en in feite is hij door zijn zoon en de hofhouding aan de kant geschoven. De beide mannen raken met elkaar in gesprek en zo vertelt de klokkenmaker aan Zijne Majesteit de trieste geschiedenis van zijn va