De beelden uit mijn kinderjaren:
ik neem ze eeuwig met me mee.
De aap die op een vis wil varen,
Oostende, moeder en de zee.
De maskers in de glazen kasten,
de griezel met zijn grote kop.
Ze kruipen in mijn duurste kwasten,
ze duiken in mijn werken op.
De winkellade vol met knoppen,
de beesten die ik zo goed ken...
Ik zal het nooit kunnen verstoppen:
ze zijn een deel van wie ik ben...
In James Ensor: Mijn (on)gerijmd leven